Afgelopen februari vond de jaarlijkse mollentelling plaats. Een levende mol zal je niet snel tegenkomen, maar er zijn genoeg molshopen geteld. Op die manier krijgt men steeds meer inzicht in de verspreiding van de mol. De telling is een goede gelegenheid om meer te leren over deze lastige, maar nuttige ondergrondse graafmachines.
Gedurende een weekend in februari kon iedereen zijn mollenwaarneming door geven via het ‘mollenmeldpunt’, onderdeel van de website waarneming.nl. Daar werd massaal gebruik van gemaakt. In totaal zijn er in Nederland 53.000 molshopen geteld. Nu kan één mol wel tientallen hopen maken, dus om hoeveel exemplaren mollen het precies gaat, is weinig over te zeggen. De mollentelling geeft wel een goede indruk van de verspreiding van de mol. En tegelijkertijd is de telling een mooie gelegenheid om het nut van dit ondergrondse diertje in het ecosysteem onder de aandacht te brengen. Dat is nog steeds nodig, want het besef dat de Talpa europaea een nuttig diertje is, dringt maar langzaam door.
Dweilen met de kraan open
Kort geleden besloot ‘Waterschap Hollandse Delta’ de mollen zo veel mogelijk met rust te laten. Men stopte met het preventief wegvangen van de dieren, zolang ze natuurlijk geen schade aan de dijken toebrengen. Werden er in het eerste kwartaal van 2017 in het gebied van het waterschap nog ruim tweeduizend mollen gevangen, in 2020 waren dat er iets minder dan duizend. Dat scheelde een groot aantal onnodige slachtoffers. En de veiligheid van de dijken is geen moment in gevaar gekomen.
De mol komt gewoon terug
Dit besluit nam het waterschap op initiatief van waterschapspartij ‘Water Natuurlijk’. Bestuurslid Anne Mollema zei tijdens een uitzending van het radioprogramma Vroege vogels: “Het wegvangen van mollen is meestal dweilen met de kraan open. Negen van de tien keer wordt de gevangen mol vervangen door een nieuw exemplaar. Als de dijk met een degelijke kleilaag van veertig centimeter dik goed is opgebouwd, dan blijft de veiligheid gewaarborgd.
Aangepast aan het leven onder de grond
De mol komt voor in heel Europa en is een echte rover. Zijn voedsel bestaat uit regenwormen, spinnen, larven, engerlingen, kevers en alle insecten die zich in de tunnels van de mol wagen. Zelfs een kikker of jonge spitsmuis is niet veilig voor de scherpe tanden van de mol. Het zijn echte carnivoren en ze wagen zich zelden of nooit aan plantaardig materiaal.
De mol is compleet aangepast aan het leven onder de grond. Met zijn gestroomlijnde lichaam, gespierde schouders en flinke voorpoten met sterke nagels heeft het diertje een enorme graafkracht. Dat maakt hem in verhouding tot zijn vrij kleine lichaam tot één van de sterkste dieren ter wereld. Met een soort van schoolslag graaft de mol zijn ondergrondse gangen. In één jaar kan een mol wel duizend kilo grond verzetten. Met een snelheid van twaalf tot vijftien meter maakt hij per uur een gangenstelsel van wel tweehonderd meter. Indrukwekkende cijfers!
Liever kwijt dan rijk
De meest hobbydierhouders staan niet te juichen als ze de mol in hun wei aantreffen. De ondergrondse graafmachine werkt stenen naar boven die de messen van de maaier kunnen vernielen. De omhooggewerkte grasmat mist de connectie met de bodem en verdroogt. Molshopen kunnen ervoor zorgen dat er op die plekken vooral onkruiden gaan groeien in plaats van gras. Tot slot kunnen je dieren kunnen lelijke blessures oplopen als ze met hun poten in een mollenrit terecht komen. De meeste hobbydierhouders zijn de mol dan ook liever kwijt dan rijk.
Lezen wat wel en niet werkt in de mollenbestrijding? En welke diervriendelijke methoden er zijn om de mol te bestrijden? Lees dan het hele artikel in Boerenvee 3 van 2021.
Wil je dit nummer als eerste nummer van je (proef)abonnement ontvangen? Dat kan! Vraag hier je abonnement aan en vermeld in het opmerkingenveld dat je Boerenvee 3 als eerste nummer wil ontvangen.
Tekst: Jan Smit
Foto: Wikimedia commons